WULK
|
|
BETEKENIS
Buccinum undatum
(Linnaeus) De naam is ontstaan uit wilk, welk (in het oudengels 'weoloc'
'slaksoort'. In Oostende noemt men ze 'wullok'.De naam betekent eigenlijk
'de gewondene' = met windingen. Kink betekent eigenlijk kronkel . In
het middelnederlands 'kink' = opgerolde slak. Kinkhoorn = opgerolde
hoorn, hoorn met windingen.
|
|
|
|
BESCHRIJVING
De wulk is een grote
stevige schelp. De laatste winding is tot bijna 2/3 van de totale hoogte.
De mondopening is zeer groot, tot bijna de helft van de schelp. Hij
is geel tot bruinachtig met donkere spiraalrichels. De wulk is een roofslak,
het is de torenvalk onder de weekdieren en daarom zeer kwetsbaar voor
vervuiling van het zeewater.
Er bestaat een variëteit waar de windingen hoger oplopen. De bovenste
windingen zijn meer uitgerokken. De mondopening is dan kleiner t.o.v.
de hele schelp. Lege schelpen worden vaak door heremietkreeften bewoond.
Het geheel van de eikapsels van de wulk (zie foto onder) ziet eruit
als een spons.
|
|
|
|
|
OORSPRONG
De Kinkhoorn was een muziekinstrument dat ontstond uit een schelp. Het
diertje dat in de schelp zat werd gegeten door de mensen. Om dat diertje
uit de schelp te krijgen werd het smalle uiteinde afgesneden, daarna
kregen ze het diertje er nog niet uit dus gingen ze er in blazen en
kregen er geluid uit
|
|
|
|
GEBRUIK
Vissers bliezen
op kinkhoorns wanneer ze van de visvangst thuis kwamen. . In de Codex
Callixtinus worden hoornvormige schelpen " de hoorns van Sint
Jakob genoemd". Op enkele Engelse albasten Jacobusbeelden draagt
de "donderzoon" een rij wulken op zijn kleed.
Pelgrims namen ze mee naar huis en bliezen er op om de "donder
te breken Het is een zeer sprekend pelgrimsteken voor de pelgrims
naar en van Sint Jabik in Friesland. Het beeld is te vinden in het
Victoria- en Albertmuseum in Londen. Het toont de beeltenis van de
heilige Jacobus met op zijn mantel wulken..
In de kabbala (de Joodse geheimleer) is de hoornvormige schelp het
beeld van de verschillende niveaus in de werkelijkheid die als een
slakkenhuis met elkaar verbonden zijn. Deze symboliek is op de pelgrim
als volgt toe te passen:
De
onderste winding is het lichamelijke niveau. Een mens kan alleen de
pelgrimstocht voltooien als hij daartoe lichamelijk in staat is. De
kleinste handicap kan het einde van de reis betekenen.
De middelste winding is het morele niveau. De pelgrim komt onderweg
voortdurend mensen tegen. Met al deze mensen moet hij goed contact
hebben. Hij moet ook bestand zijn tegen de verleidingen onderweg.
Als een pelgrim onderweg voortdurend moeilijkheden met zijn reisgenoten
of met mensen die hij ontmoet heeft zal zijn reis mislukken.
De bovenste winding is het geestelijk niveau. De pelgrim moet geestelijk
opgewassen zijn tegen de uitdagingen van de reis. Eenzaamheid en menselijk
gedoe, angsten, depressies, een veelheid van emoties. Hij wordt geconfronteerd
met zichzelf, vooral als de reden van de pelgrimage verwerking van
problemen is. Een godsdienstig mens kan een religieuze crisis doormaken.
Menigeen heeft vanwege een geestelijke inzinking de trein naar huis
moeten nemen.
In Friesland
voert de familie Kingma de wulk in het wapen. Grafstenen met dit wapen
bevinden zich onder de toren van Oosterwierum. Drie wulken met daaruit
spruitend twee of drie graanaren zijn het heraldisch symbool van het
Bildt "Aren út skelpen". De schelp is hier ook een
"Hoorn van Overvloed".
In de heraldische
literatuur is de wulk het symbool van de zwijgzaamheid. Het slakkenhuis
in het oor is het orgaan waarmee de mens zijn evenwicht bewaart.
|