BOUW

De hoorn wordt eerst afgekrabt zodat de natuurlijke kleur zichtbaar wordt. Vervolgens wordt het been met chemicalieën gereinigd waarna de hoorn wordt verhit om hem recht te maken. Het merg wordt verwijderd en bij het mondstuk wordt er een gat ingeboord. Tenslotte wordt de hoorn teruggedraaid in zijn oorspronkelijke vorm en gepolijst. Hoewel de kleur van de sjofar halachisch irrelevant is prefereren Marrokaanse joden een witachtige sjofar omdat dit de kleur is van zuiverheid en feestelijkheid. Jemenitische joden willen graag gedraaide hoorns, die een gebroken geluid maken terwijl Irakezen kleine, gedempte hoorns kiezen. Europese joden houden van een lange rechte hoorn waarvan de 'kop' naar boven wijst, die een droevige, klagerige toon produceert.

Inscripties en versieringen

In een progressieve gemeente in Engeland werd eens gevraagd of de sjofar een gouden mondstuk zou mogen hebben en of de sjofar van buiten met goud belegd mocht worden. Het bestuur vond dit een goed idee omdat dit een 'hidoer mitswa'- een verdraaiing van het decorum zou vormen. Een gouden mondstuk is zeker niet in orde omdat de mond van de ba'al tok‚'a (de sjofarblazer) de sjofar zelf moet raken. Het beleggen van de sjofar met goud aan de buitenkant wordt reeds in de Misjna besproken en werd in de middel eeuwen nader uitgewerkt door grote geleerden als Rabbenoe Nissiem (1290-1375) en Rabbenoe Asjer (1250-1327). Dit is toegestaan indien het natuurlijke geluid van de sjofar hierdoor niet verandert.

Amerikaanse joden willen vaak, dat in hun hoorns een lsraelisch symbool wordt gekerfd of dat het embleem van hun synagoge op de sjofar wordt aangebracht. Nachmanides (1195-1370) stelt, dat het verven en versieren van de sjofar met allerlei tekeningen af te raden is omdat vreemde stoffen worden toegevoegd aan de sjofar. Maar Rabbi Joseef Karo (1488 - 1575) staat inscripties op de sjofar toe, omdat dit uit de sjofar zelf gegraveerd wordt.

Breukjes, spleetjes en gaatjes

Deze gebreken vormen een groter probleem en iedere sjofarblazer moet voor Rosj Hasjana zijn sjofar terdege onderzoeken. Maimonides schrijft, dat een spleetje over de lengte van de sjofar de hoorn al invalideert. De lengte van het spleetje specificeert h ij niet. Sommige verklaarders menen, dat reeds een klein spleetje over de lengte de sjofar ongeschikt maakt omdat te vrezen valt, dat door langdurig en veelvuldig blazen het spleetje steeds groter zal worden en uiteindelijk de hele sjofar in twee zal splijten. De vraag is hoe dit spleetje gerepareerd kan worden. Rabbenoe Ja'akov Asjerie (1283-1340) meent, dat men lijm mag gebruiken maar Nachmanides keert zich tegen het gebruik van vreemde stoffen en stelt, dat de enige manier waarop een breuk geheeld kan worden verhitting is. Een gat in de sjofar kan alleen gerepareerd worden met eigensoortig materiaal op voorwaarde, dat het grootste deel van de sjofar nog intact was en het geluid na de reparatie weer als vanouds klinkt.