Boerhoorn

De boerhoorn is eigenlijk een koehoorn, maar dan met de punt eraf om erdoor te kunnen blazen, en de hele hoorn niet langer is dan 45 centimeter, maar is wel minstens 25 centimeter. Als hij kleiner is, is het een rouphoorn. De boerhoorn werd gebruikt als signaalhoorn in de boerschappen en boermarken. (Dit waren kleine buurschappen van enige boerderijen. Een boermarke omvatte meerdere boerschappen.) Als er werk aan de winkel was, blies de belangrijkste boer, vaak de rijkste , op zijn boerhoorn om de mannen van de gemeenschap bij elkaar te roepen. Er moesten (zand)wegen worden geslecht of sneeuwvrij worden gemaakt. Ook werd wel bij ziekte van een ‘naober’ zijn noodzakelijke werkzaamheden verdeeld onder de boeren. Was het tijd om te oogsten dan mocht de oogst niet eerder van de es gehaald worden dan nadat er op de hoorn was geblazen. De es was gemeenschappelijk bezit. In plaats van runderhoorns werden er ook op houten exemplaren geblazen. Tevens werden koperen boerhoorns gebruikt. De boerhoorns zijn vaak niet groter dan 30 centimeter. Boerhoorn en midwinterhoorn zijn loten van dezelfde stam.

De boer gebruikte zijn hoorn ook om de koeien bijeen te roepen. De koeien reageren op het 'geloei'. Het lijkt erop dat het blazen op een hoorn een imitatie is van het eigen geluid, of kan werken als een soort lokroep, waardoor het dier reageert