geschiedenis

De Alpenhoorn is - naar men vermoedt - zeker zo’n 2000 jaar oud. Keltische stammen die in het noordelijk deel van de Alpen thuis waren, zijn waarschijnlijk de eerste gebruikers van een Alpenhoorn; een signaalinstrument voor de herders.
Een soortgelijk gebouwde hoorn werd toen al in Nederland aangeblazen: de midwinterhoorn. Ook daar waren het de Kelten die het eerst op het instrument bliezen. Zij trokken verder en de Saksen namen het instrument over; aldus Tacitus.

Een Romeins mozaïek in de Vaud uit de 2e eeuw na Christus toont een ‘barbaar’ met zijn Alpenhoorn, een ‘Lituus’ genaamd. De bovengenoemde Tacitus beschrijft een ‘cornus alpina’, maar of dat de ons bekende Alpenhoorn van nu is, is zeer onwaarschijnlijk. Veel waarschijnlijker is dat het een kortere hoorn betrof.

De signalen die men met de hoorn doorgaf, zullen waarschijnlijk van vader op zoon zijn overgeleverd. Van lieverlee ontstaan er deuntjes en muziekstukken die later op noten en op papier zijn gezet. Voor het eerst gebeurt dat in de 9de eeuw door de monnik Balbulus uit Sankt Gallen.

Veel later - in 1527 - beschrijft een monnik in het kasboek van het klooster van Sankt Urban (Luzern) de uitgave van twee munten. Voor een ‘Walliser met een Alpenhoorn’. Daarmee legt hij voor het eerst het woord ‘Alpenhoorn’ vast. In die tijd wordt de Alpenhoorn gebruikt bij het bedelen door herders die met hun hoornmuziek in de steden bijverdienen. Zoals deze Walliser die er twee munten aan over houdt. Ook weer een reden aan te nemen dat het toen nog om kortere hoorns ging, want een hoorn van drie meter lang vanuit de Wallis naar Luzern meenemen over allerlei paswegen van toen, is geen simpele zaak.

In 1563, neemt prins Leonor van Orleans een Alpenhoornblazer uit de Schwyz in zijn dienst. Het is onwaarschijnlijk dat die met een hoorn van drie meter zou hebben rondgesjouwd. Niet alleen voor de boer en de strijdheer was de Alpenhoorn een signaalinstrument. De Alpenhoorn is met zekerheid ook gebruikt om mensen op te roepen om bijeen te komen. Voor een vergadering of een oproep ten strijde te trekken, zoals gedocumenteerd is bij aanvang van de Boerenoorlog in 1653.

De oudste beschrijving van een Alpenhoorn vinden we in Conrad Gessners boek ‘De raris et admirandis herbis’ uit 1555-1556. Hij schrijft dat de instrumenten uit twee kromme en uitgeholde houten delen bestaat die samengebonden zijn. De lengte is 11 voet; ongeveer 3,3 meter.

Het altaarbeeld in de bergkapel Rohrmoos bij Tiefenbach (Allgau-D) uit 1568 toont een Alpenhoornblazer, maar met een recht instrument, nog zonder kromming, maar wel ongeveer even lang als door Gessner beschreven.

Eind 18de eeuw was het bijna gedaan met de Alpenhoorn. Verboden op nationalistische uitingen in de Franse tijd waren hier de mede-veroorzaker.

Op de 17de augustus 1805 was er op de ‘Unspunnen’ bij Interlaken een festival voor herders ‘ter ere van de Alpenhoorn’ zoals het op de herinneringsmedailles stond geslagen. Maar er kwamen daar maar twee Alpenhoornblazers opdagen. Het jaar erna was het er nog maar één die kwam opdagen.
De burgemeester van Bern gaf daarom de heer Ferdinand Fürchtegott Huber, een muziekleraar uit Fellenberg die Alpenhoorn speelde, de opdracht te voorkomen dat de Alpenhoorn en zijn tonen zouden verdwijnen uit de Zwitserse dalen. De burgemeester liet een half dozijn (gelijke) hoorns bouwen en gaf Huber opdracht het bergland in te gaan om daar leerlingblazers aan te werven. Grindelwald leek hem een goede plaats om te beginnen.

Pas 20 jaar later - in 1826 - was de eerste zomercursus Alpenhoorn blazen een feit en werden de gratis hoorns uitgedeeld. Een jaar later was de tweede zomercursus en opnieuw gingen er gratis Alpenhoorns naar enthousiaste leerlingblazers.
Van toen af aan ging het weer bergop met de Alpenhoorn en werd het mee en mee een Zwitsers nationaal symbool.
Uit 1866 is er een verslag van een festival in Siebnen. In Wäggithal is in 1876 een eerste blaaswedstrijd; in 1881 is er een in Muotathal beschreven. Tot in twintiger jaren van verleden eeuw gaat het uitreiken van gratis hoorns verder.